Babytijd

15 april 2012

Hoe vaak verlangen wij moeders nog terug naar de babytijd van onze kinderen. Voor het gemak vergeten we de ongemakken en de pijntjes. Slapeloze nachten liggen achter ons en lijken ineens niet meer zo zwaar. Verlangend en verrukt kijken we met zijn allen naar het pasgeboren wezentje in de kinderwagen van collega, buurvrouw en vriendin.  Als het even kon, zouden we het zo weer over doen. Het gevoel dat ik heb bij een baby is altijd dubbel. In de kinderwagen van mijn omgeving ligt een mooi kindje dat er gezond uitziet. “Waarom is het haar weer gelukt?”, denk ik. Haar lijf baarde een gezond kind. Een eerste, een tweede en een derde keer. Zij bracht een gezond kind voort. Zij ook. En zij en zij en zij. Waarom kon ik het niet? Wat ging er mis? Wat deed ik verkeerd? Ik wil ze zo graag alle geluk en gezondheid gunnen, die blozende moeder en haar prachtige baby… Maar toch. Het is een wondje dat telkens opengaat of even venijnig trekt. Ik denk aan mijn eigen tweede kraamtijd die zo anders liep dan verwacht. Ik mijmerde over een kraamtijd thuis met een kraamverzorgster en een gezond kindje in een wiegje naast mijn eigen bed… Het kraampakket was besteld. Alles was voorbereid.  Mijn bed had nieuw fris beddengoed, de badkamer was gepoetst en het wiegje opgemaakt. Maar er kwam geen kraamverzorgster. Het wiegje was leeg de eerste tijd. Het werden bezoekjes aan mijn kind op de couveuseafdeling. Een kindje dat er anders uitzag als in mijn dromen. Ik moest mijn verwachtingen bijstellen.

Hoe anders was het de eerste keer. Mijn eerste kind overtrof mijn verwachtingen. Ik had nog nooit zo’n prachtige baby gezien. Ik was trots. Dit moois kwam uit mijn buik. Toen Joris er net was, heb ik vaak heel hard terugverlangd naar de babytijd van Mirthe. Alles ging beter bij haar. De bevalling,  haar groei, haar ontwikkeling.  Ik besefte pas achteraf hoe bijzonder het was dat zij ging kruipen en haar eerste stapjes zette, haar eerste hapjes nam en de eerste boterham. Joris deed het allemaal niet. Je mag je kinderen niet vergelijken, maar ik deed het voortdurend in het begin. Joris voldeed niet aan mijn verwachtingen. Ik dacht rare dingen. Wat als hij doodgaat? Wat als ik een derde kans krijg? Ik wil een blozende baby in de wieg met een rond hoofdje en bolle wangen. Ik wil een onbezorgde kraamtijd. Het zwakke jong moet uit het nest. Ik wil een nieuwe. Ik wil bewijzen dat ik het heus nog wel kan. Een sterk jong voortbrengen. Een echte baby. Achteraf schaam ik me voor die gedachtes. Ik krijg het met moeite op papier. Want in de wieg lag een kwetsbaar klein jongetje dat me nodig had. Inmiddels moet ik er niet meer aan denken. Het oergevoel ruimde de gedachtes op. Vergelijken doe ik ook niet, want mijn kinderen zijn allebei zo anders, maar allebei zo mooi. Ik hou zielsveel van mijn eigenwijze vrolijke lieve mannetje. Zijn eigenheid, zijn extra’s, zijn bijzonderheden. Het vervult me met dezelfde verrukking en trots als Mirthe dat doet. Joris is mijn zoon. Ik sla mijn vleugels om hem heen. Maar het gevoel van spijt en verlangen komt nog altijd boven borrelen bij de aanblik van elke nieuwe pasgeboren blozende gezond uitziende baby…