Het is prachtig weer vandaag. Als Joris uit school komt gaan we lekker naar buiten. Mirthe rent met een vriendinnetje voor ons uit. Ze verdwijnt de hoek om waar ik haar later weer vind, hangend aan de ringen van een klimrek. Haar lange haren wapperen in de wind. Joris rijdt onverstoorbaar in zijn rolstoel langs het meidentafereel. Zijn handjes rollen de wielen driftig rond en rond. Ik moet goed oppassen dat hij niet een geultje in rijdt en stuur hem regelmatig bij. Als we op het schoolplein zijn, kan ik hem loslaten. Ik ga tevreden in het zonnetje op een bankje zitten, terwijl Joris rondjes draait en kraaiend een voetbalspel verstoort van een paar jongetjes verderop. In de verte komt een vrouw van mijn leeftijd aanlopen. Aan haar langzame tred zie ik dat ze net zo geniet van de eerste lentedag als ik. Met haar ogen bijna dicht vangt ze de zonnestralen op. Naast haar rent een klein jongetje. Hij klautert het klimrek op en zwaait met zijn benen. Mirthe kijkt er wat meewarig naar. Het jongetje doet stoer, maar is ook nog wel schattig. Hij plukt een bloem en geeft hem aan zijn moeder die inmiddels naast mij zit. “Voor jou mama”, zegt hij. Ik lach vertederd. Joris lacht ook op de achtergrond. “Hoe oud is hij?”, vraagt de vrouw naast mij. “Vier jaar”, zeg ik. “Ik ben ook vier jaar”, zegt het jongetje. “Ik ben ook vier jaar”, echoot het kinderstemmetje van het jongetje in mijn hoofd. “Ja”, zeg ik. Ik weet even geen beter antwoord. Ik moet denken aan de film “Sliding Doors”. Een film die zich afspeelt in twee verschillende werelden. In de ene wereld mist een vrouw net de metro en in de andere wereld haalt ze hem net. Dat ene moment waarin ze de metro net haalt of net mist is allesbepalend voor haar verdere levenspad dat zich in de film compleet verschillend ontvouwt. De vrouw naast mij op de bank lijkt op mij, maar ze komt uit een ander universum. Het resultaat van dat ene moment rolt naar mij toe en bonkt zijn voorhoofdje tegen het mijne. “Voor jou, mama”, lijkt hij te zeggen.